donderdag 11 oktober 2007

Over het Wilhelmus, het zaaien van wind en het vervolgens oogsten van een plebejische storm


Wie wind zaait, zal storm oogsten. Dit bleek eens te meer aan het einde van de verkiezing van het nieuwe Nederlandse volkslied. Hoezeer de VPRO ook gelijk heeft met de stelling dat het Wilhemus niet meer van deze tijd is — dat geldt immers ook, uiterlijk na het einde van de Tweede Wereldoorlog, voor het anachronisme dat koningschap wordt genoemd —, het cultusnummer dat nu is verkozen van een Bauer die bepaald geen Dichter is, van een groot kind dat, als bijna geen ander, er onophoudelijk kwellend op los kweelt, mag in geen enkel opzicht aanspraak maken op niveau of kwaliteit. Een volkslied heeft, als alles volgens de regelen der kunst verloopt, zeker aspecten die een volk moeten aanspreken, maar te menen dat een platvloerse meedeiner aanspraak mag maken op een plaats in ons culturele erfgoed, is een misvatting van de ergste orde. Zulks hoort dan ook onder geen enkel beding te worden aangenomen door een minster voor culturele zaken, die reeds heeft bewezen dat het begrip ruggengaat niet in zijn woordenboek voorkomt, en het hazenpad te kiezen als aller aandacht op hem wordt gericht. Derhalve zal hij het ook wel accepteren, al zou hij het voor aller ogen in een speciaal gereedstaande container voor grof vuil moeten deponeren, om nu eindelijk ook eens een nuttige, zinrijke daad te stellen.
Bijna altijd wordt, door zichzelf slim beschouwenden, tegengeworpen dat over smaak nu eenmaal niet te twisten zou zijn. Ook dat is een aloude misvatting: over smaak kun je eindeloos en soms zelfs zinvol twisten, over smakeloosheid daarentegen nooit. Oscar Wilde wist dat ruim een eeuw geleden reeds.





Betekenisloos
Ach, wat heb ik, sedert de inhoud van dat Wilhelmus eenmaal goed tot me was doorgedrongen, gescholden en dat oude nummer als een fascistoïde strijdlied bestempeld. Ik heb dan ook consequent geweigerd om klakkeloos te gaan staan [1], waar dan ook en wanneer dan ook, dat saaie nummer ten beste werd gegeven. Nog nooit ben ik iemand tegengekomen die me in redelijkheid heeft kunnen uitleggen wat daarvan het nut of de zin, dan wel de aanvaardbare betekenis zou zijn. [2] "Voor vaderland en leverworst," meldde een onderwijzeres ons, 31 jongens in de eerste klas van de lagere school in 1951, maar dat wezen bleek reeds de eerste schooldag in het geheel niet koosjer in de kop, maar werd toch op kinderen losgelaten.
Doch dat ik, als rechtgeaard republikein en tegenstander van alles wat maar naar erfelijke adel riekt — geenszins echter naar geestelijke, morele en maatschappelijke adel —, nog eens in de bres zou springen vóór dat Wilhelmus, zij het met de restrictie: zolang er niet iets beters voor in de plaats komt, had ik ook niet kunnen dromen.


Vaderland ter Hulpe
Vandaar dat ik uit mijn archief snel even een keurige druk op mooi papier — vele honderden exemplaren daarvan heb ik ooit uit de nalatenschap van één mijner uitgevers voor de papiervernietiging kunnen redden; enkele honderden heb ik er nog over, welke nu maar naarstiglijk als een daad van Vaderland ter Hulpe of iets in dier voege, moeten worden (gedivulgeerd [3]), indachtig het logo van anno ooit, zoals gehanteerd door uitgeverij De Spaarnestad Haarlem, met als kort acrostichon: Divulgando Servimus Humanitati — door het verbreiden (onder het volk) dienen wij de mensheid — , want waar de kwaliteit in het geding is, komt zelfs een republikein in opstand als het (relatief) goede (tijdelijk) dient te worden geconserveerd, ook als dat goede een dubieus-monarchistische achtergrond heeft, doch dreigt te worden vervangen door iets dat is ontstaan uit commerciële leeghoofdigheid.


(wordt zonder twijfel binnenkort vervolgd)


______________
[1] Op dat thema kom ik binnenkort in (een) separate bijdrage(n) terug, anders wordt het, zelfs in mijn optiek, iets te zeer een kwestie van afdwalen.
[2] De voormalige CdK in de provincie Groningen, Henk Vonhoff, die geruime tijd voordien leraar geschiedenis is geweest, vertelde eens in een interview met één van onze opiniebladen dat hij van zijn leerlingen eiste dat zij alle vijftien coupletten van het Wilhelmus uit het hoofd kenden, omdat dit naar zijn stellige overtuiging historisch bewustzijn zou kweken. Hoe wereldvreemd kan ook een historicus zijn. De overgrote meerderheid van scholieren kun je op die manier de belangstelling voor geschiedenis definitief vergallen. En zo waren er veel neerlandici die meenden dat je mensen liefde voor de letteren bijbrengt door de Camera Obscura als lesmateriaal voor zinsontleding te misbruiken.
[3] Het woord divulgeren (van dat Latijnse werkwoord divulgare) is, merkwaardigerwijze, in het Nederlands, althans zoals dat door Van Dale wordt weergegeven, niet opgenomen.

Geen opmerkingen: