zaterdag 22 december 2007

Portret van de internationaal vermaarde filantroop George Soros, financieel genie en man van de daad

Zeven dagen achtereen
Op het in de benaming sterk misleidende — want slechts regionaal-randstedlijks implicerend — documentaire-kanaal Holland Doc met voornamelijk VPRO-producties — wordt, in het programma Laat op de avond, zaterdag 23 december tussen 20:54 uur en 21:51 uur — met herhalingen op de zes volgende weekdagen, steeds op een ander tijdstip — de film van IJsbrand van Veelen, getiteld De filantroop, over George Soros voorgesteld: miljardair, internationaal belegger en 'superfilantroop'.
De man die in 1930 als György Schwarz in Boedapest werd geboren, en over wie we in de herinneringen van zijn vader, de Esperanto-auteur en Joodse advocaat Tivadar Soros [1] meer kunnen lezen, slaagde erin aan de holocaust te ontkomen door het bezit van valse identiteitspapieren. In 1947 vluchtte hij uit Boedapest en vestigde zich aanvankelijk in Londen, vervolgens, in 1954, in New York. Over de gehele wereld raakte hij bekend doordat hij in 1992 met speculaties het Britse Pond buiten het Europese valutasysteem wist te houden en daarbij zo'n slordige miljard dollar heeft verdiend.
Soros geldt als financieel genie, als man van de daad, die wel tijd neemt om over leven en lijden — ook van anderen— na te denken. Zijn Quantum Group beheert zo'n vijf miljard dollar, en is daarmee een van de meest succesvolle investeringsfondsen ter wereld. Tegelijkertijd is zijn inzet in de strijd tegen armoede niet gering en heeft hij al meer dan een miljard dollar aan liefdadigheid besteed. Daartoe onderhoudt hij — verspreid over de hele wereld, inmiddels in vijftig landen — zo'nvijfentwintig stichtingen, die zich als eerste ten doel hebben gesteld: het ontwikkelen van een open, democratische maatschappij waar dat maar kan.
Veel van zijn vermogen besteedt George Soros tegenwoordig voor het bestrijden van George W. Bush. Hij had heel wat slechtere doelstellingen kunnen nastreven; de bestrijding van de incarnatie van het verfoeilijkst denkbare kwaad in de wereld is zo gek nog niet.

[1] Veel meer daarover in het boek van vader Tivadar Soros, Maskerade, met als ondertitel Die Memoiren eines Überlebenskünstlers, voor het eerst in het Esperanto (van J. Régulo) verschenen; in 2000 is de Engelse editie uitekomen bij Cananongate Books Ltd., Edinburgh. Op basis daarvan is de Duitse versie, in de vertaling van Holger Fliessbach— en met Voorwoorden van Paul en George Soros; Humphrey Tonkin heeft als editeur gefungeerd — in 2003 bij DVA uitgekomen en twee jaar later als pocket bij dtv: 318 pag., met 8 bladzijden fotokatern. Deutscher Taschenbuch Verlag, München. ISBN 3-423-34168-8 (dtv 34168); Prijs 12,50 (alleen in de BRD en bij Boekhandel Die Weisse Rose in Amsterdam).

dinsdag 18 december 2007

Mythische dieren deze week in Arte-middagserie

Voorafgegaan op maandag, respectievelijk dinsdag door de arend en het paard, is woensdag de KAT aan de beurt in de programmareeks, die de Duits-Franse cultuurzender Arte deze week 's middags tussen 16:50 uur en 17:35 uur uitzendt. Donderdag volgt het Schaap, en de goede verstaander zal vermoeden dat diens kleding tot vrijdag blijft liggen als we in deze filmreeks een optreden van de Wolf mogen verwachten. De programmareeks is getited Mythos Tier. De ondertitel voor de aflevering over deze diersoort luidt: Katze — Auf Samtpfoten durch neun Leben.
Dat zo'n dier niet alleen veel begrijpt als je maar op de juiste wijze communiceert, is talloze malen gebleken, en kennelijk had Pluim door dat de jonge componist Thorkil Wolvendans in de herfst van 2001 een pianocompositie over Pluim heeft gerealiseerd. Van de eerste noot die de jongen op het klavier heeft aangeslagen tot de laatste, heeft Pluim in een voor hem aangename houding op diens schoot gelegen. Het stuk kreeg de titel Pluim op de overloop en heeft in beperkte kring veel lof geoogst.

Film op Arte
Sedert mensenheugenis heeft de kat tot de verbeeldingen van allerlei verschillende volkeren gesproken. Was dit dier bij de Egyptenaren nog heilig, in andere culturen werd het gezien als afgezant van Satan, en daaruit volgend ziet men in tal van afbeeldingen uit die bewuste sferen boze heksen met een kat op de schouder, en is de magische werking ten detrimente van dit mysterieuze wezen ook voor de tovenaars die boosaardige plannen hebben, niet weg te denken.
Dikwijls ook is de kat beschouwd als de incarnatie der vrouwelijkheid; vandaar dat nog altijd veel mensen het over dikke en anderszins welgedane dieren, die op drie kiolometer afstand herkenbaar als van de mannelijke kunne zijn, toch hebben als zij (waar tegenover het verschijnsel Hond met het element der mannelijkheid wordt geïdentificeerd en dientengevolge met Hij wordt bedacht.
De film van Annette Scheurich, die eerder dit jaar werd vervaardigd voor de Mitteldeutsche Rundfunk, wordt in breedbeeld uitgezonden en duurt, om precies te zijn, 43 minuten. Een herhaling zal door Arte worden uitgezonden op tweede kerstdag, woensdag 26 december, tussen 17:45 uur en 18:30 uur.

Literatuur
Hoewel velen de kat als wreed beschouwen, gezien uit de culturele opvattingen van het wezen mens, is het een intens aanhankelijk gezelligheidswezen dat, eenmaal door de mens geaccepteerd — en dat is heel wat meer dan (passief) getolereerd —, veel meer aanvoelt en zelfs tot grote steun kan zijn. Getuigenissen daarvan zijn ook te vinden in tal van bundels met kattengeschiedenissen, in het Nederlands, Duits of Engels.
__________
Afbeeldingen
1. Kater Pluim (1978-2003) in 2001 's avonds laat na een inspectietocht van zijn grootgrondbezit. Pluim was toen al 23 jaar. De foto is genomen door een groot bewonderaar van Kater Pluim, de jonge musicus Thorkil Wolvendans.
2. Kater Ramses op zijn favoriete plek, naast een zilveren Boeddha-beeld op de theetafel.

maandag 17 december 2007

Randstedelijke hoogmoedsverplettering als nare recidive in Haagse Tweede Kamerkringen

Een nieuwe 'Hollanditis'
Het dagblad Het Parool van hedenochtend meldt dat Tweede Kamerlid Boris van der Ham van D66 wil dat minister Ronald Plasterk initiatieven onderneemt om te komen tot een Holland Huis in New York.
Dit ongecultiveerde lid weet kennelijk niet dat een dergelijk instituut ons land op enigerlei, aanvaardbare, wijze dient te vertegenwoordigen en niet alleen de regio Holland. Of is het aan dat kamerlid ontgaan dat er sedert bijna twee eeuwen op dit gehele ondermaanse geen staat met de naam Holland meer existeert. Derhalve is er geen enkele aanleiding om zich te blijven wentelen in hetgeen in de overige regio's van ons land veelal wordt beschouwd als randstedelijke hoogmoedsverplettering. De naam van ons land is (Koninkrijk der) Nederland(en) en dient als zodanig te worden gehandhaafd, zeker door volksvertegenwoordigers, of dat nu iemand uit een splinterpartij is of een ander, die het wellicht ten rechte, doch misschien niet even terecht tot minister heeft gebracht.

Alliteratie: Holland Huis
En we horen al hoe het verweer zal luiden, als het eenmaal ter sprake zou komen daar in het verre Den Haag, hoe de regio denkt, want dat interesseert de hoge heren nu eenmaal in genen dele, behalve als men die gebieden als wingewest verder kan exploiteren. Holland Huis
allitereert zo goed en blijft dus beter hangen. Dat is niet meer dan een uiting van de botte handelsgeest, die zo dikwerf het Haagse in zijn greep houdt.
Wij zien een dergelijk initiatief graag met succes bekroond, maar alleen als de beleidsmakers, en in eerste instantie de Minister in kwestie, zich bewust tonen van hun verantwoordelijkheid ten opzichte van geheel ons land en het daarin wonende volk.
En ter informatie van het éne lid, dat de Kamer eveneens bevolkt: de enige acceptabele naam van ons land, die we hierboven hebben omschreven, luidt in het Engels (The) Netherlands, in het Duits (Die) Niederlande, en in het Frans (Les) Pays Bas. Elke andere benaming is derhalve discriminerend en onder alle omstandigheden abject en verwerpelijk.
_____
Foto: Ronald Plasterk Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

zondag 16 december 2007

Tranentrekkers op de beeldbuis: veel oud nieuws

Beeldbuiskitsch en dito redelijks
In de tweede helft van de kerstmaand december halen de meeste nationale, en vooral niet te vergeten de buitenlandse, televisiestations als vanouds tal van tranentrekkers uit de mottenballen om toch vooral de kijkers een overmaat aan, doorgaans dubieuze, emotie voor te schotelen. Soms bestaat het (al te) vele beeldmateriaal uit speelfilms, die zijn vervaardigd op bekende, en soms ook wel kwalitatief hoogwaardige klassieken, zoals Oliver Twist en A Christmas Carol — beide gebaseerd op verhalen van Charles Dickens (1812-1870). Maar vanzelfsprekend is ook Little Lord Fauntleroy van de partij, naar de roman van de, van oorsprong Amerikaanse, Frances Hodgson-Burnett (1849-1924), die in haar dagen grote bekendheid genoot als toneelschrijfster en auteur van kinderboeken, zoals The Secret Garden. Het verhaal over de kleine lord werd voor het eerst in afleveringen gepubliceerd in het tijdschrift St. Nicholas Magazine in 1885.
En de kerstperiode zou de beeldbuiskersttijd niet zijn als er niet eveneens één of meer van de talrijke Dumas-verfilmingen, zoals De drie musketiers, voor het kijkersnetvlies zou worden opgegraven, en hetzelfde geldt voor sprookjesfilms, gebaseerd op de klassieken van Andersen, de gebroeders Grimm en Ludwig Bechstein. Aangezien die vaak op één van de Duitse netten worden vertoond, verdient het aanbeveling eerst maar eens te kijken van welke origine deze films zijn, aangezien er heel dikwijls sprake is van nasynchronisatie, en dat zorgt snel voor een al te overladen maag. Maar ook moderne sprookjes worden u voorgeschoteld in de vorm van bewegende beelden met en over mensen, die lange tijd — soms wel een halve eeuw — een winkel of restaurant hebben geëxploiteerd en dan net vóór de kerstdagen te horen krijgen dat ze hun zaak snel zullen moeten verlaten. Net voor het einde van de film is er dan toch weer iets waardoor men, hoe dan ook, de toekomst weer met moed, beleid en trouw tegemoet kan zien. Af en toe zit daar wel iets komisch ingebakken, maar heel dikwijls is er alleen sprake van de meest vreselijke gruwelkitsch, die zelfs niet bijdraagt tot enige ontspanning, maar in het gunstigst geval kromtrekkende tenen en wapperende oorlelletjes als gevolg van zoveel ergernis.
Om verder maar niet te veel te zeggen over de films, die als thema de door onverwachte gebeurtenissen onderbroken of definitief bedorven, dan wel eventueel een humoristische wending nemende kerstplannen. Dat kan overigens ook aardige producten opleveren, en dus geldt ook daar: lees even goed waar de film over gaat en blijf kritisch afstandelijk.
Positieve uitzondering per definitie op all eventuele tijdrovende onzin-films vormt Andersens sprookje Het meisje met de zwavelstokjes, in de versie uit 1928 van de Franse filmer Jean Renoir (inderdaad, zoon van de wereldvermaarde schilder). Zie daartoe ons artikel op de site Tempel der Filmkunst, eveneens van zondag 16 december 2007.
____________
Afbeeldingen
1. De Engelse meesterverteller Charles Dickens.
2. De Amerikaanse schrijfster Frances Hodgson-Burnett.
3. De Deense sprookjesschrijver Hans Christian Andersen (1805-1875).

vrijdag 7 december 2007

Onderweg naar God komt men rare snuiters tegen

Opgedrongen gemis
Stelt u zich eens voor: twee jonge vriendjes zitten in het bad en vermaken zich daarbij kostelijk. Op een gegeven moment krijgt één van de twee een beetje trek en besluiten ze buitenshuis een appel te plukken. Nauwelijks hebben ze de huisdeur achter zich dichtgedaan of hun aandacht wordt getrokken door een poster die iemand in de nacht op de muur van het huisje had geplakt. Dan verbaast het niemand dat die jonge wezens even verbaasd kijken.
Dat overkwam de beide jonge vrienden het biggetje en de egel. Daar stond te lezen: "Wer Gott nicht kennt, dem fehlt etwas." Toen ze van elkaar hadden vastgesteld dat de ander God niet kende, schrokken ze en besloten ze hem te gaan zoeken.

Onderweg
Alle dieren die de beide vriendjes onderweg zijn tegengekomen, hebben ze de weg naar God gevraagd, maar geen van hen kon ze daarover meer vertellen, totdat ze de vos tegenkwamen, die meldde dat hij wel eens mensen had horen ruzie maken over God. En hij wees naar de Tempelberg en zei dat daar diverse huizen gebouwd waren, maar dat de mensen het niet eens konden worden in welk huis God nu precies woonde. "Als jullie mij vragen is het beter om er niet heen te gaan, die lui daar boven zijn tamelijk getikt."
Big en egeltje waren weliswaar zeer dankbaar voor de raad van de vos, maar ze waren zo nieuwsgierig dat ze de berg toch beklommen, omdat ze simpelweg wilden weten wat hun nu precies ontbrak.
Bovenop de berg stnden enkele enorme huizen, dat ze dachten dat die God wel heel groot moest zijn. Het formaat schrikte de kleine egel wel wat af, maar de big vond dat ze geen half werk konden leveren. Dus stapten ze op het eerste huis af. Daar stond een man met een heel aparte hoed en lange zwarte lokken, die uitlegde dat het bewuste huis een synagoge was, en hij, rabbi, kon dat allemaal precies weten. De beide jonge dieren wilden nu wel heel graag eens met God kennismaken. "Is hij thuis?" Maar de rabbi verklaarde dat ze alleen binnen mochten als ze een Joodse moeder hadden.

Verder zoeken
Toen de beide vrienden beseften dat het met de rabbi en zijn Heer kwaad kersen eten was, omdat God helemaal niet vriendelijk was, doch alleen maar almachtig, begaven ze zich naar het volgende huis. Daar stond een man met een lollig lila kapje op zijn hoofd en een heel apart gewaad tot op de grond. Hij bleek een echte bisschop te zijn, dus moest hij meer kunnen vertellen. Samen met hem gingen ze de kerk binnen, en daar hoorden ze dat zonden met het bloed van Gods eigen zoon werd weggewassen. "Gatsie," riep het egeltje. "Wassen doe je met zeep." Al snel bleek evenzeer uit andere opvallende zaken dat ze
ook daar hun heil niet zouden vinden, en dus vertrokken ze snel weer. Eigenlijk hadden ze niet veel zin meer om ook nog in het
derde huis een kijkje te nemen. Doch om eindelijk aan de weet te komen wat hun onbtbrak,
liepen ze op het derde huis af. Daarvoor stond een men met een volle baard en een doek op zij hoofd gevouwen. Hij leek een beetje op de oma van de egel.
En voor de derde keer stelde de egel de vraag over de weg naar God. Aangezien deze man een mufti was, moest hij het toch wel weten.
"In deze moskee kunnen jullie Allah ontmoeten."Maar om Allah te leren kennen, moeten jullie Moslim worden . . . "
Toen ze eenmaal hadden geluisterd en beseft dat zulks ook vijfendertig keer per week een wasbeurt betekende, leek ze dat niks. Daarop ontstak de mufti in toorn en begon te bulderen over de hel en het eeuwige vuur waarin ze zouden braden. De kleine egel leek het allemaal maar niks, en mede daarom zei hij dat die Mohammed misschien helemaal geen profeet was, maar de mensen gewoon voor de gek gehouden had.
Dat was niet zo slim van de kleine egel, want nu was niemand meer vriendelijk, en kregen ze allerlei onhartelijks naar hun hoofd geslingerd. Snel gingen ze daarom naar de uitgang, maar daar
stonden ook al de rabbi en de bisschop, die hen van godslastering beschuldigden. Ze slaagden er uiteindelijk in weer thuis te komen en daar kwamen ze tot de conclusie dat hun inderdaad al die tijd iets had ontbroken: angst. Zolang ze God niet kenden, was er van angst geen sprake geweest. "Die lui daar op de Tempelberg zijn werkelijk getikt. Ik denk dat die Here God helemaal niet bestaat." En zij concludeerden dat er op dat vreemde plakaat aan hun muur één woord teveel stond.

Leerstuk met prachtige illustraties
Zodra kleine dieren, en in hun navolging kleine en grote mensen, op zoek gaan naar een opperwezen, dat in de meeste landen van de westerse wereld met het begrip God wordt omschreven, komen ze in situaties terecht, die een vreemde draai aan hun dagelijks bestaan blijken te geven, en die hun niet bepaald een verrijking van het bestaan voor ogen voeren, doch alleen dwang, gedram, haat en nijd.
Het boek van Michael Schmidt-Salomon met schitterende tekeningen van Helge Nyncke vormt een leerstuk voor iedereen, van alle leeftijden, die zich niets wil laten wijsmaken. Het heeft in Duitsland vrij veel aandacht gehad, onder meer door deelname van de auteur aan een gespreksronde over de vraag of God nu(wel of niet) bestaat. Het is zo'n fraai, verhelderend en voor jong en oud begrijpelijk, opbouwend werkstuk dat er maar snel een Nederlandse versie moet worden gerealiseerd. De illustraties nemen het grootste deel van het boek in beslag en dus is een vertaling binnen een week geregeld.

Michael Schmidt-Salomon / Helge Nyncke:
Wo bitte geht's zu Gott? fragte das kleine Ferkel — Ein Buch für alle die sich nichts vormachen lassen.
Hardcover, 36 pag., rijk geïllustreerd.
Alibri Verlag, Aschaffenburg.
ISBN 978-3-86569-030-2.
__________
Naschrift 13 juni 2011:
Voor gegevens over de Nederlandse editie zie onze bijdrage van heden.