In de dagelijks toegezonden uitspraak, die Citatennet rondstuurt, wordt niet zelden de Belgische politicus Wiet van Broekhoven geciteerd, die tevens als mediapersoonlijkheid wordt opgevoerd, en dat zijn heel dikwijls de meest irritante personen. Op zaterdag 20 augustus krijgen de abonnees diens uitspraak, ongetwijfeld bedoeld als bon-mot, voorgeschoteld:
"'Hoe kan je zo zeker zijn dat God niet bestaat?' Atheïst: 'Je moet toch in iets geloven.'"
Foute instellingLieve god, wat een onbedaarlijk gezanik, steeds opnieuw over het al dan niet bestaan van God. Altijd weer blijkt dat hele volksstammen gelovigen menen dat degenen, die beweren dat zo'n volstrekt idiote voorstelling van opperwezen niet werkelijkheid kan zijn ─ behalve eventueel in filosofische zin ─, dan maar eens (zouden) moeten bewijzen dat zij gelijk hebben. Elk weldenkend wezen beseft echter dat het niet-bestaan van iets of iemand nooit kan worden bewezen, en alleen al daarom is zo'n eis niet alleen onredelijk, maar getuigt deze tegelijkertijd van een geestelijk defect, voortgekomen uit dat godscomplex waarmee dergelijke gelovigen zijn behept. Zolang dergelijke groeperingen niet hebben bewezen dat die zo onnoemelijk veel geciteerde god ook werkelijk bestaat, kan ieder dergelijke nonsensicale claims het beste gewoon negeren.
Atheïsten kunnen het niet-bestaan van God/een god weliswaar evenmin bewijzen, maar zij hebben daartoe ook niet de geringste verplichting. Agnosten hebben het dan ook nog het minst moeilijk, die weten het niet, en ─ geheel objectief bezien ─ bezetten zij de beste positie in tal van opzichten.
Daar zij echter, zonder enig voorbehoud, aan toegevoegd dat men heel goed (een) agnost kan zijn in verstandelijk opzicht en tegelijkertijd gevoelsmatig een diep-gelovige atheïst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten